NRC artikel – Geen zicht op veroordeelde in buitenland
Origineel artikel verscheen op 7 november 2022
Redacteur: Bram Endedijk
‘VERSIMPEL PROCEDURE OM IN BUITENLAND GEDETINEERDEN STRAF HIER TE LATEN UITZITTEN’
Gevangenisstraffen
Maak het simpeler om Nederlandse gevangenen in het buitenland hun straf hier te laten uitzitten, zeggen organisaties die hen begeleiden.
Nederlandse gevangenen in het buitenland kunnen het laatste deel van hun straf vaak niet uitzitten in Nederland, onder meer door Nederlandse regels die dat verhinderen. De overheid heeft zo geen zicht op ex-gedetineerden, bijvoorbeeld zedendelinquenten, die terugkeren. Dat kan leiden tot risico’s voor de samenleving. Dat stellen Reclassering Nederland en de stichting Dutch&Detained tegenover NRC.
Er zitten zo’n 1.600 Nederlanders vast in het buitenland – in Nederland zitten gemiddeld circa 10.000 mensen vast. Als gevangenen willen terugkeren gebeurt dat via internationale verdragen. De gevangene moet een verzoek doen bij het land waar hij vastzit. De straf wordt dan omgezet naar een straf naar Nederlandse maatstaven, of voortgezet; tenzij het strafmaximum is overschreden.
Gevangenen willen vaak terug om dicht bij hun familie te zijn en omdat de detentiesituaties in sommige landen slecht zijn. Strafoverdracht is in de praktijk erg ingewikkeld. Op dit moment weigert Nederland gedetineerden die langer dan vijf jaar voor hun aanhouding weg waren uit Nederland: de ‘bindingseis’. Het risico bestaat dat er te weinig binding is voor een succesvolle re-integratie.
Onverstandig, volgens instanties. „Een zedendelinquent die zijn straf uitzit in Azië keert uiteindelijk toch terug, hij wordt vaak het land uitgezet”, zegt Jochum Wildeman, hoofd bureau buitenland van de Reclassering. „Nu weet justitie niet wanneer hij terugkeert, wat zijn verleden is. Vasthouden aan de bindingseis kan tot gevaarlijke situaties leiden.”
Andere eis is dat een gevangene zeker zes maanden van zijn straf in Nederland moet kunnen uitzitten, na aftrek van de wettelijk geregelde voorwaardelijke invrijheidstelling.
Uit onderzoek in 2020, in opdracht van de Reclassering, blijkt dat jaarlijks zo’n 800 gevangenen na buitenlandse detentie terugkeren naar Nederland. Van de gevangenen keert 70 procent op eigen kracht terug nadat hun straf is beëindigd. Dat heeft gevolgen voor de recidivekans, stellen de onderzoekers: de kans op een nieuwe veroordeling is kleiner als gevangenen nog een tijdje in Nederland achter de tralies zitten. Dan kunnen ze gebruik maken van de reguliere nazorgtrajecten van bijvoorbeeld de Reclassering en kunnen voorwaarden verbonden worden aan hun terugkeer in de maatschappij, zoals regelmatig contact met de reclassering. De gedachte is dat dit de kans op herhaling van strafbare feiten verkleint.
Frustrerende situatie
In een ideale situatie kunnen Nederlanders nog een korte periode hier in een cel verblijven, zegt directeur Veerle Goudswaard van Dutch&Detained, die buitenlandse gedetineerden juridisch ondersteunt met dank aan jaarlijkse subsidie van het ministerie van BZ. „De huidige situatie is soms erg frustrerend.”
Fred Teeven, tussen 2010 en 2015 staatssecretaris Veiligheid en Justitie, zegt: „Ik huldigde het standpunt: we gaan weinig aandacht besteden aan gedetineerden in het buitenland. Laat ze daar maar zitten. Dat is een verkeerde inschatting geweest. De manier waarop het nu is geregeld, is een potentieel gevaar voor de Nederlandse samenleving.”
Het ministerie erkent dat het nu mogelijk is voor zedendaders die buiten de EU zijn veroordeeld een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te krijgen; die is nodig om bijvoorbeeld met kinderen te kunnen werken. Het ministerie noemt dit „onwenselijk” en zegt te verkennen hoe dit kan worden aangepast.
Volgens het ministerie is strafoverdracht bedoeld om re-integratie in de maatschappij te bevorderen. Om een wezenlijke band op te kunnen bouwen met een land is binding met Nederland nodig – vandaar de vijfjaarseis. Het strafrestant is volgens het ministerie noodzakelijk omdat er voor resocialisatie tijd nodig is, en er dus voldoende straf ‘over’ moet zijn. Het ministerie laat weten geen aanleiding te zien om de voorwaarden te veranderen.
GEVANGEN IN HET BUITENLAND
Het is te moeilijk voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland om het laatste deel van hun straf uit te zitten in Nederland. En dat levert, naast frustraties bij gevangenen en hun familie, gevaar op voor de Nederlandse samenleving, zeggen betrokken instanties.
Wat is het nieuws?
- Organisaties die Nederlandse gevangenen in het buitenland begeleiden, zoals Dutch&Detained, pleiten voor soepelere regels om ze hier hun straf te laten uitzitten.
- 600 Nederlanders zitten vast in het buitenland. Als zij het laatste deel van hun straf niet hier uitzitten, heeft de overheid geen zicht op hun terugkomst. Dat kan leiden tot risico’s voor de samenleving, zoals bij zedendelinquenten die een verklaring omtrent het gedrag (VOG) kunnen verkrijgen.
- Gevangenen moeten nu minstens zes maanden straf in Nederland kunnen uitzitten. Dan kan de Reclassering helpen bij terugkeer naar de maatschappij. Dutch&Detained en bureau buitenland van de Reclassering willen ook gedetineerden met kortere straffen in aanmerking laten komen.
De mobiele huistelefoon van Vincent Epskamp gaat van zijn ene naar zijn andere hand, terwijl hij af en toe een blik op de klok werpt. „Nog drie minuten”, zegt hij. Het huis ruikt naar soep, twee van zijn kinderen zitten voor de televisie. De vloer is bezaaid met speelgoed. Om 13.00 uur precies belt hun opa, Vincents vader – zoals wel vaker op zaterdagmiddag. Hij belt vanuit Pennsylvania, en heeft zijn kleinkinderen nog nooit gezien. De telefoon gaat over, exact op de afgesproken tijd. „This is a call from a federal prison”, klinkt het.
Vincents vader Nico Epskamp zit in een Amerikaanse gevangenis, nadat hij in 2011 werd opgepakt in de Dominicaanse Republiek vanwege drugssmokkel. Onschuldig, zegt hij zelf. Uiteindelijk werd hij in de Verenigde Staten veroordeeld tot 22 jaar cel. Pas in september 2030 is hij weer vrij man. Nico Epskamp is dan 79 jaar, hij is nu 71.
Hij is niet de enige Nederlander die in het buitenland vastzit. Bureau buitenland van Reclassering Nederland staat een groot deel van alle Nederlanders bij die over de grens in de gevangenis zitten. Volgens hun gegevens zitten er 1.600 Nederlanders vast. De totale gevangenispopulatie in Nederland schommelt rond de 10.000.
Als Nederlanders het laatste deel van hun straf in hun vaderland willen uitzitten, levert dat vaak problemen op, zo constateren de Reclassering en de stichting Dutch&Detained, die zo’n 150 in het buitenland gedetineerden juridisch ondersteunt. Dat kan dankzij een jaarlijkse subsidie van 143.000 euro van het ministerie van Buitenlandse Zaken, aangevuld met eigen inkomsten en donaties.
Beperkende regels verhinderen terugkeer van Nederlandse gevangenen, terwijl ze vaak vastzitten in slechtere omstandigheden. Daarnaast is het volgens de instanties in belang van de samenleving dat ze terugkeren: het leidt tot een lagere recidivekans en voorkomt dat gevangenen ongecontroleerd terugkeren. „Volgens de regels heeft mijn vader geen enkele kans het laatste deel van zijn straf hier uit te zitten”, zegt Vincent Epskamp. „Dat is soms heel moeilijk. Het voelt soms alsof mijn vader dood is, terwijl hij gewoon nog leeft.”
Juridische hulp
In een klein kantoortje in Amsterdam-Zuid zit Veerle Goudswaard achter haar pc. Ze buigt zich over het zoveelste dossier van een gevangene die in het buitenland zit. Goudswaard is directeur van de stichting Dutch&Detained. Een groot deel van haar werkzaamheden beslaat hulp bij terugkeer naar Nederland, om daar, vlakbij familie en vrienden, hun straf uit te zitten.
De regels rond buitenlandse gevangenen die willen terugkeren, zijn een studie op zich. Er zijn verschillende verdragen die strafoverdracht regelen, afhankelijk van waar een gevangene opgesloten zit. Wereldwijd geldt vaak de WOTS, waarbij gevangenen kunnen worden overgeplaatst als die dat zelf willen. Voor Europese landen geldt meestal de WETS, waarbij ook gedetineerden die dat niet per se zelf aanvragen, overgeleverd kunnen worden.
Als een gevangene naar Nederland wil, doet hij een verzoek aan het land waar hij of zij vastzit. Na voorlopige goedkeuring komt dat verzoek ook terecht in Nederland, waarna één of meerdere rechters de lengte van de nog uit te zitten straf vaststellen. Soms zet Nederland de straf om naar Nederlandse maatstaven, meestal wordt ‘automatisch’ de hoogste straf gerekend die je hier voor een bepaald feit volgens de wet kunt krijgen. Wat geregeld gebeurt, zegt Goudswaard, is dat een land de resterende straf te kort vindt, en dus geen toestemming geeft voor strafoverdracht.
Geen diepe zielenroerselen
Ook Nico Epskamps verzoek om het laatste deel van zijn straf in Nederland uit te zitten, werd afgewezen. Het betekent dat zijn zoon Vincent voorlopig met hem moet blijven bellen. Aan telefonisch contact geen gebrek: gedetineerden in de gevangenis in Pennsylvania hebben recht op 500 belminuten per maand. Het zijn geen gesprekken die de diepte ingaan, ze zijn allebei niet van de diepe zielenroerselen. „Ha paps, goedemorgen”, begint Vincent. „Ja, gaat best. Jawin is naar een judotoernooi. De meiden liggen op de bank. Dus ja. Verder gaat het wel. Het is droog. Ik ben een beetje verkouden.”
Vanuit de bibliotheek in de Amerikaanse gevangenis stuurt Nico Epskamp geregeld lange mails. „Hi allemaal”, begint Nico die berichten, verstuurd via een speciaal mailprogramma voor gevangenen. „Een kleine update rond enkele inmates in deze ‘middle’ compound van FCI Allenwood.” Hij schrijft dat hij de hand schudde van een 97-jarige medegevangene, die in een rolstoel zit en 35 jaar geleden tot een levenslange straf is veroordeeld. Hij vraagt zich af wat de filosofie is om zo’n oude man in de reguliere gevangenis te houden. „Dit om even te benadrukken dat het niet eenvoudig is om uit de klauwen van het US juridisch systeem te komen, indien eenmaal vastgegrepen.”
De mails en de telefoontjes verzachten de pijn iets, zegt Vincent Epskamp. Maar het zou allemaal zoveel makkelijker zijn als zijn vader in Nederland vast zou zitten. Omdat hij bij een bezoek waarschijnlijk maar heel kort mag blijven, is hij zijn vader nog niet gaan opzoeken in de VS. Ze hebben elkaar inmiddels meer dan tien jaar niet gezien. Nico heeft Vincents kinderen alleen op foto’s kunnen bekijken, soms bellen ze hem. „Eerst vertelde ik ze: opa woont in Amerika”, zegt Vincent. „Nu weten ze wel hoe het echt zit. Mijn dochter is waarschijnlijk 18 als ze mijn vader voor het eerst ziet.”
Zedendader niet geregistreerd
Volgens Veerle Goudswaard zou Nederland meer druk kunnen uitoefenen op landen waar gevangenen zitten. In de VS is er volgens haar bijvoorbeeld veel angst voor de publieke opinie, wanneer bekend wordt dat iemand in Nederland eerder vrijkomt. Als nabestaanden van een slachtoffer zich tegen een terugkeer van de verdachte naar Nederland verzetten, wordt een verzoek vaak afgewezen. „Het zou helpen als Nederlandse autoriteiten in Amerika het belang van terugkeer binnen de afspraken van het verdrag benadrukken. Daar zijn de afspraken voor bedoeld.”
Want, zo stellen Reclassering Nederland en Dutch&Detained, het is ook in het belang van de Nederlandse samenleving dat zoveel mogelijk Nederlanders het laatste deel van hun straf in ons land uitzitten. Als dat niet gebeurt, is er geen zicht – laat staan toezicht – op de terugkeer van een gevangene in de maatschappij. Zo worden zedendelinquenten niet als zodanig geregistreerd en ontbreekt het aan voorwaarden waaraan gevangenen zich wel moeten houden – voor gevangenen die in Nederland het laatste deel van hun straf uitzitten zijn die er wel. En iemand die na een lange detentie weer in Nederland aankomt, komt doorgaans lastiger zonder begeleiding mee in de samenleving.
Strafoverdracht gebeurt nu nog te weinig, volgens de instanties. Want zelfs als een land ermee instemt, werpen Nederlandse regels en richtlijnen te veel belemmeringen op. Zo moet een gedetineerde nog minimaal zes maanden kunnen uitzitten in ons land, na aftrek van voorwaardelijke invrijheidstelling. Is de resterende straf te kort, dan lukt het dus niet.
Voor Nico Epskamp betekent het dat hij niet meer voor strafoverdracht in aanmerking komt: hij zit al langer vast in de VS dan het Nederlandse strafmaximum voor zijn delict. Goudswaard ziet vaker dat er een gat is tussen lange buitenlandse straffen en de straf die in Nederland overblijft. Ze denkt aan een wetswijziging die het mogelijk maakt sowieso zes maanden strafrestant in Nederland te kunnen uitzitten.
Een andere eis van Nederland is dat een gevangene die strafoverdracht wil maximaal vijf jaar voor zijn aanhouding in het buitenland nog in Nederland moet hebben gewoond. Dus: een Nederlander die na zeven jaar in bijvoorbeeld Azië te hebben gewoond wordt aangehouden voor het bezit van kinderporno, mag het laatste deel van zijn straf niet uitzitten in Nederland.
„Zo’n Nederlandse zedendelinquent moet daardoor zijn hele straf daar uitzitten”, zegt Jochum Wildeman, hoofd bureau buitenland van de Reclassering. „Maar nadat hij vrijkomt, zetten Aziatische landen deze mensen bijna altijd het land uit, en dan komt hij alsnog naar Nederland. Maar dat gebeurt buiten alle systemen om. Zo iemand kan vaak gewoon aan een verklaring omtrent het gedrag komen, omdat justitie niet bekend is met zijn juridische verleden.”
Uit onderzoek uit 2020, in opdracht van de Reclassering, blijkt dat jaarlijks zo’n 800 gevangenen na buitenlandse detentie naar Nederland terugkeren, en dat bijna alle gedetineerden in het buitenland dat willen. 70 procent van de gevangenen keert op eigen kracht terug, en zit dus geen deel van de straf uit in Nederland. Dat heeft gevolgen voor de recidivekans, stellen de onderzoekers: de kans op herhaling is kleiner als gevangenen nog een tijdje in Nederland in de cel zitten. Dan komen ze onder meer in aanmerking voor de reguliere nazorgtrajecten van bijvoorbeeld de Reclassering en zijn er voorwaarden verbonden aan een terugkeer in de maatschappij.
‘Verkeerde Inschatting’
Ook Fred Teeven, tussen 2010 en 2015 staatssecretaris (Veiligheid en Justitie, VVD) zegt tegen NRC dat in het huidige systeem een reëel risico bestaat dat veroordeelde criminelen „ongecontroleerd” terugkomen naar Nederland. „Door hoe het nu geregeld is staan er straks zedendelinquenten met hun koffer op Schiphol, terwijl geen enkele instantie daar in Nederland van op de hoogte is. Een groep gevangenen is dermate gevaarlijk dat je wil weten wanneer ze terugkeren. Dat ontbreekt nu te vaak.”
Teeven erkent dat hij in zijn tijd als staatssecretaris voor dat deel van de kwestie te weinig oog heeft gehad. „Als staatssecretaris huldigde ik het standpunt: we gaan weinig aandacht besteden aan gedetineerden in het buitenland. Laat ze daar maar zitten. Achteraf een verkeerde inschatting. Want de manier waarop het nu is geregeld, is een potentieel gevaar voor de Nederlandse samenleving.”
Nico Epskamp zelf denkt dat het voor iedereen het beste zou zijn als hij weer naar Nederland komt. „Ik heb hier niks te zoeken”, zegt hij. „Ik ben Nederlander, geen Amerikaan.” Zijn stem is zwaar, hij spreekt rustig. Zijn dagritme is elke dag hetzelfde: hij weet hoeveel stappen het is vanaf zijn cel tot aan de ontbijtzaal: 826.
Soms maakt hij een tekening of een kaartje voor de kleinkinderen die hij nog nooit in het echt zag. Hij is soms eenzaam, zegt hij: „Ik mis mijn land en alles wat daarbij hoort.” Maar veel illusies koestert hij niet. „Justitie vindt het prima als gevangenen in het buitenland zitten. Dat is de realiteit.”
REACTIE MINISTERIE JUSTITIE EN VEILIGHEID
Het ministerie van Justitie en Veiligheid erkent dat het momenteel mogelijk is voor Nederlanders die buiten de EU zijn veroordeeld voor een zedendelict, om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te krijgen als ze met kinderen willen werken. Het ministerie noemt dat „onwenselijk” en zegt te verkennen hoe dit kan worden aangepast.
Volgens het ministerie is strafoverdracht bedoeld om re-integratie in de Nederlandse maatschappij te bevorderen. Daarom wordt gekeken naar binding met Nederland, omdat een wezenlijke relatie met Nederland nodig is om te kunnen re-integreren. In de praktijk is vereist dat iemand vijf jaar voor zijn arrestatie in het buitenland nog in Nederland woonde. Het strafrestant is volgens het ministerie noodzakelijk omdat er voor resocialisatie tijd nodig is, en er dus nog voldoende straf over moet zijn. Het ministerie ziet geen aanleiding om de voorwaarden te veranderen.